Het NAP-hoogtenet bestaat uit ongeveer 35.000 zichtbare peilmerken verspreid over heel Nederland. Als gevolg van bodembewegingen, kunnen er in de loop der tijd hoogteveranderingen optreden. Daarom moeten alle peilmerken na een aantal jaar worden gecontroleerd en waar nodig aangepast. Het afgelopen jaar hebben we in opdracht van Rijkswaterstaat de peilmerken in Noord-Limburg en op de Waddeneilanden gewaterpast.
Vrijwel overal in Nederland is op minder dan één kilometer van elkaar een bronzen boutje met het opschrift NAP (Normaal Amsterdams Peil) aangebracht in bijvoorbeeld kades, muren of bouwwerken. Deze peilmerken worden gebruikt om de onderlinge hoogteverschillen nauwkeurig vast te leggen. Op de Dam in Amsterdam ligt het nulpunt van het NAP, ongeveer gelijk aan het gemiddeld zeeniveau van de Noordzee. Als gevolg van bodembewegingen kunnen er echter voortdurend hoogteveranderingen optreden.
Daarom moeten deze eens in de zoveel tijd worden gecontroleerd en moet de exacte hoogte worden vastgesteld en nauwkeurig worden geregistreerd in de NAP-peilmerkenlijst. Deze gegevens worden onder andere gebruikt bij het bepalen van bouwpeilen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De betrouwbaarheid ervan mag daarom niet ter discussie staan.
Jaarlijks wijst Rijkswaterstaat een aantal regio’s aan die geactualiseerd moeten worden. Kragten is al zo’n vijftien jaar een van de raamcontractpartijen die deze metingen uitvoert. Dit jaar doen we dat voor de regio Noord-Limburg en op de Waddeneilanden Texel, Vlieland en Terschelling.
In Noord-Limburg hebben we over een totale lengte van 741 km in totaal ruim 2.200 waarnemingen gedaan en deze geregistreerd op vijf decimalen achter de komma. Rijkswaterstaat stelt (terecht) hele hoge eisen aan de nauwkeurigheid van de metingen. De waterpassingen tussen twee bouten moeten altijd in een heengang (van bout A naar bout B) en een teruggang (van bout B naar bout A) worden uitgevoerd. Als er tussen twee bouten over een lengte van een kilometer een afwijking van meer dan 3 mm tussen de heen- en teruggang optreedt, wordt deze niet geaccepteerd en moet de waterpassing opnieuw worden uitgevoerd. Door de inzet van een ervaren en goed op elkaar ingespeelde waterpasploeg die zeer precies kan werken, bleek zo’n hermeting zelden nodig te zijn. Soms is echter het oude peilmerk niet meer aanwezig of bereikbaar,
en moet deze worden vervangen. Dit gebeurt altijd in overleg met de eigenaren van het object waar het nieuwe peilmerk in bevestigd moet worden.
De techniek voor het uitvoeren van de waterpassing is in de loop der jaren niet wezenlijk veranderd, maar de gebruikte apparatuur en software zijn uiteraard wel steeds gemoderniseerd. Daarnaast is er met name de laatste jaren steeds meer aandacht gekomen voor de veiligheid tijdens het waterpassen. Op gevaarlijke trajecten langs drukke wegen zetten we daarom bijvoorbeeld steeds vaker verkeersregelaars in.
Het landelijke hoogtenet van Rijkswaterstaat kent een grid van één kilometer. Verschillende grote steden hebben daarnaast ook een eigen meetnet dat fijnmaziger is. Voor de gemeente Den Haag hebben we de afgelopen vijf jaar elk jaar een van
de delen van de stad geactualiseerd zodat ook zij de komende jaren weer over actuele accurate NAP-hoogtes beschikken.